Jean-Therèse Destecker hield een grote barbeque. Nu zijn partij, Trein Destecker, bijzonder goed draaide veroorloofde hij zich 's zomers een driewekelijkse barbeque. Niets groots, familie en intimi. Dat zijn partij goed draaide plezierde hem zeer, en had bovendien de wijd verspreide slogan "De partij loopt als een Trein" geïnspireerd. Een vondst van Jochen Sirkels, communicatiespecialist van Trein Destecker.
De varkenslapjes op de barbeque gaven een doordringend zoutige geur af. Jean-Therèse liet zich graag afdrijven in politiek-filosofische contemplaties tijdens het barbeque'en. Voedsel was de basis van het leven. En politiek was slechts de autoweg die het leven de vrijheid moest geven om te rijden waar het zelf heen wou rijden, toch? Beelden van pezige Neanderthalers, vrijpostig schransend en drinkend rond een hoog kampvuur, dreven plots zijn bewustzijn binnen. Hoe mooi moet het leven niet geweest zijn, voor er overheden waren! De Neanderthalers namen wat ze behoefden, zonder dat een ambtenaar met ingevallen wangen hen met opgestoken vinger kwam vertellen dat ze deze of gene mammoet niet mochten mollen.
Ah, hoe zou Jean-Therèse geschitterd hebben temidden dat soort lieden. Zijn Neanderthalerkompanen zouden opgemerkt hebben wat het bekakte Vlaamse politieke establishment nog niet zou herkennen al lag het vlak onder hun neus met een beschrijvende pancarte eronder: zijn enorme hart. Zijn vechtlust, zijn loyaliteit aan hetgeen hem dierbaar was en zijn schier primitief oprechte emotionaliteit zouden hem wis en zeker de steun, toeverlaat en eeuwige leider van een stam in de prehistorische Vogezen gemaakt hebben. Misschien moest hij Edelbrand Couckaert, het ideologisch genie van Trein Destecker, maar eens vragen of hij niets kon uitwerken rond de levenspracht van de oermaatschappij. Doorvoelde ideeën krijgen, daar was Jean-Therèse goed in, maar ze uitwerken, dat was niet zijn sterkste punt - waardoor hij dat soort zaken steeds aan Edelbrand liet. Je eigen zwakke punten erkennen, dat was één van Jean-Therèses stokpaardjes. Zelf had hij er intussen drie erkend.
Desteckers jongste zoontje doorbrak zijn overpeinzingen: "Papa, op de speelplaats heeft Pieter gezegd dat zijn papa zei dat Stella Urbrouck een incompetent, politiek onbenullig mens is. Is dat waar?" Jean-Therèse reageerde hierop met een klinkende oorvijg, maar ook met een passende riposte: "Welnee, jongen. Stella is een politica die wat ze mist aan ideologisch doorzicht ruimschoots goedmaakt in ongerichte agressiviteit. Dat maakt haar waarschijnlijk nog de competentste aller politica's." Jean-Therèse geloofde niet in bestraffing zonder een degelijke inhoudelijke bijsluiter.
De varkenslapjes waren ondertussen behoorlijk gaar. Jean-Therèse stapelde ze losjes op een grote kristallen schotel, en verdeelde ze onder zijn familieleden.
"Voor mij geen varkenslapje, pa." Sofie, dochter Destecker, kneep haar neus dicht en huiverde zachtjes.
Jean-Therèse voelde meteen de minachting van zijn dochter voor de betere vleesproducten aan: "Jij hooghartige veganistische teef," beet hij.
"Maar pa, je weet toch dat ik allergisch..."
"Dat je levenskeuzes maakt, dat kan ik alleen maar toejuichen. Ik ben het zelf geweest, die je de kunst van het kiezen en trouw aanhangen van weldoordachte ideologische richtingen heeft aangeleerd. Maar wat je nu tentoonspreidt, is pure arrogantie. Een trap in de ballen van elke hardwerkende Vlaamse varkensboer. En dat kan ik niet pikken. Dus zal je dat lapje opeten, tot de laatste pees!"
"Maar pa..."
"Eet, verdomme!"
Uitgestrekt tussen angst en schroom plantte Sofie haar vork in het lapje, sneed er een stukje af en begon te eten. Een ideaal moment, vond Jack, Jean-Therèse's oudste zoon, om zijn punt te maken: "Het is toch weer typisch, Sofie, dat net jij zo'n houding moet aannemen. Waarom kan je geen positieve, opbouwende levenskeuzes maken? Waarom moeten jouw keuzes telkens opnieuw van een dergelijke destructieve aard zijn?"
"Sterk punt, Jack." Vanbinnen gloeide Jean-Therèse. Zijn oudste zoon had alle kwaliteiten die een zoon vandoen had om zijn vader op te volgen. De sierlijkheid en perfecte timing waarmee hij zijn zus in de nek gevallen was én een mes in de rug gedraaid had op haar zwakste moment, dat was pure kunst. Over een jaar of tien zou Jean-Therèse dan ook de leiding van de partij overdragen aan Jack. Dat zou gepaard gaan met een prachtige ceremonie. Jean-Therèse herschikte onwillekeurig de plooien van zijn barbequeschort. Sofie's hoofd kleurde een tintje roder, en ze hapte af en toe naar adem.
"Feitelijk, pa, ben ik van mening dat Sofie dergelijke keuzes misschien beter buiten de beschermende boezem van onze familie zou moeten maken. Ik vind echt niet dat zij het nog verdient een Destecker te zijn."
"Ach, dat weet ik niet helemaal, jongen. En daarenboven, de overheid ontneemt mij de vrijheid om mijn familienaam toe te kennen aan wie het mij goeddunkt. Een trieste zaak, maar ook een werkelijkheid waarbij ik me zal moeten neerleggen zolang de bestaande elite aan de macht is."
Sofie hoestte tweemaal lang en nadrukkelijk, en zeeg toen neer. Haar voorhoofd belandde in een poeltje appelmoes. Jean-Therèse keek licht vertederd neer op zijn bewusteloze dochter. Sofie was anders dan Jack - minder daadkrachtig, maar ze had wel de emotionele volwassenheid om de gevolgen van haar daden te aanvaarden. En dat was ook al heel wat. Jenny, Jean-Therèses vrouw, richtte zich langzaam op, wandelde richting keuken en belde een ambulance. Alles wat die middag in de tuin van de Desteckers gebeurd was, was een weergaloze reflectie van de opperste natuurlijke vrijheid, besefte Jean-Therèse.
Het kon gewoonweg niet beter worden.
dinsdag 19 augustus 2008
vrijdag 15 augustus 2008
Over de Kunst van het Vegen
Een goeie vriendin van me raadde me aan om deze blog zo klein mogelijk te houden. Grootse bespiegelingen, lang uitgerokken metaforen en vergezochte allegorieën, dat is voor zij die ondertussen al wat meer kaas gegeten hebben van de literatuur. En zie je wel? Ik kan ze gewoon niet laten, de hoogdravende woorden. Hoogdravende woorden zijn dan ook bloedgeil. Maar dat daargelaten. Ze laten je er gewoon altijd inlopen, met de voorspiegeling van instantsucces en expresserkenning. Deze blog moet simpel en alledaags blijven. Misschien moest ik gewoon proberen – on line – een soort dagboek bij te houden?
Ik geloof nooit dat een mens elke dag iets meemaakt dat het verhalen waard is – de zwakte van ongeveer elke blog die beschrijft wat, nu ja, wat een mens elke dag meemaakt. Maar je kan natuurlijk maar proberen.
Enkele weken geleden werkte ik een nachtshift bij POMP, een krantendistributiecentrum net buiten Gent. Tot ik een baan als fulltime rockheld krijg, heb ik me voorgenomen me zo lang mogelijk met dit soort baantjes bezig te houden. Dit soort baantjes, of leerkracht wezen. Als één of andere farmareus mij de buitenkans biedt om elke dag opnieuw tussen twee asgrauwe gezichten aan te schuiven in een gigantische rij pc’s, bedank ik vriendelijk. Maar POMP, daar begin ik mij ondertussen danig te amuseren. Je krijgt er de meest fijnzinnige internationale krantentitels onder ogen, je wordt er niet overdreven afgejakkerd en de drankautomaten behoren ongetwijfeld tot de betrouwbaarste van alle industriële drankautomaten in heel West-Europa. Een beker gloeiend hete tomatensoep, 30 eurocent. Kan tellen.
En in de loopbaan van elke POMP’er komt dan het moment dat hij een informele promotie meemaakt. Zo ook gebeurde het vanavond bij mij: ik mocht voor het eerst aan de voorverdelingstafel staan. Normaal begin je als interim in de boxen – gevormd uit lange, uniforme rijen lichtblauwe plastic bakken die op het eind van de avond allemaal in een bestelwagen naar de krantenwinkels gevoerd worden. Het mag duidelijk zijn dat de voorverdelingstafel een behoorlijke trap hoger op de ladder is – zonder de voorverdelingstafel raken de kranten nooit in de boxen.
De vitale aard van het werk dat ik die avond zou verrichten sloeg mij meteen om het hart als een de de eerste aanblik van een bijzonder geslaagde Facebookfoto van jezelf. Mijn borst pompte even aan versneld tempo, en ik trok een trage blik doorheen het reusachtige magazijn. Ondertussen een beetje míjn magazijn. Ik was nu in de leer, bovendien – in direct contact met de voorman. Ik zou nog steeds kranten tellen, en met nonchalante zwaai naar de juiste vaknummers gooien. Maar mijn telling zou wel cruciaal zijn voor het welslagen van een hele boxverdeling. Ik snoof de grote verantwoordelijkheid op als de dampen van een kruidige, zoete thee.
De onuitgesproken privileges die je meteen denkt te kunnen ontlenen aan de informele promotie zijn talrijk, en allemaal even potsierlijk. Op een bepaald moment ging ik even in één van de boxen meehelpen – niets te doen aan de tafel, de ervaren verdeler voélt meteen instinctief aan dat hij elders nodig is. De jongen die in box A1 stond te verdelen – hoogstwaarschijnlijk enkele malen efficiënter en scherper dan ik – wees me erop dat ik eerst de kranten in de verste rij bakken moest verdelen, dat zou makkelijker gaan. Ik voelde meteen een sterke drang om de kranten opnieuw op de tafel neer te ploffen, en de kerel strak aan te kijken – “Hey, arrogante zwabber, mij moet je écht niet meer vertellen hoe je kranten verdeelt.” Eigenlijk wel, maar ik had nu eenmaal achter de voorverdelingstafel gestaan.
Daarna gingen de dingen razendsnel voor me. Door een staking bij de drukkerij arriveerden hele ladingen kranten te laat in het magazijn, en dus werd het plots een wespennest van activiteit die in goeie banen geleid werd door zij die er wérkelijk verstand van hadden. In dat kluwen werd mij en een collega opgedragen even de grote gang te vegen – op die manier konden de heftrucks makkelijker passeren. Geen probleem voor een ervaren voorverdeler als ikzelf. “Ik begin aan deze kant van het magazijn, jij aan de andere kant, en we werken naar elkaar toe,” zo stelde ik de collega voor. Hij wreef even ongeïnteresseerd langs z’n neus en schoffelde naar de andere kant van het magazijn. Mijn borst gloeide: mijn allereerste executive decision!
Wat echt tof is, aan executive decisions, is dat je denkt dat je zonet het warm water uitvond. Of toch twee minuten lang. De lichte meerwaarde aan efficiëntie die je zonet toevoegde aan de werking van een heel magazijn is niet het gevolg van een blikje Red Bull en de daaropvolgende verdelingsrush, maar wel van de creatieve vonken in jóuw brein. Het lijkt zo’n simpele inval, maar ’t is geniaal in al z’n eenvoud, zeggen de yuppie-handboekschrijvers dan. Toch niet, droplul – ’t is in feite gewoon enorm simpel. Maar het geeft je wel een geweldig lucide, euforisch gevoel. Je zou haast denken dat we dit als ras al nodig hebben sinds we puntige rotsen uit hoekige rotsen klieven. En dat is dan weer het mooie aan de moderne corporate emotions. Ze zijn zo puur, meneer.
Ik geloof nooit dat een mens elke dag iets meemaakt dat het verhalen waard is – de zwakte van ongeveer elke blog die beschrijft wat, nu ja, wat een mens elke dag meemaakt. Maar je kan natuurlijk maar proberen.
Enkele weken geleden werkte ik een nachtshift bij POMP, een krantendistributiecentrum net buiten Gent. Tot ik een baan als fulltime rockheld krijg, heb ik me voorgenomen me zo lang mogelijk met dit soort baantjes bezig te houden. Dit soort baantjes, of leerkracht wezen. Als één of andere farmareus mij de buitenkans biedt om elke dag opnieuw tussen twee asgrauwe gezichten aan te schuiven in een gigantische rij pc’s, bedank ik vriendelijk. Maar POMP, daar begin ik mij ondertussen danig te amuseren. Je krijgt er de meest fijnzinnige internationale krantentitels onder ogen, je wordt er niet overdreven afgejakkerd en de drankautomaten behoren ongetwijfeld tot de betrouwbaarste van alle industriële drankautomaten in heel West-Europa. Een beker gloeiend hete tomatensoep, 30 eurocent. Kan tellen.
En in de loopbaan van elke POMP’er komt dan het moment dat hij een informele promotie meemaakt. Zo ook gebeurde het vanavond bij mij: ik mocht voor het eerst aan de voorverdelingstafel staan. Normaal begin je als interim in de boxen – gevormd uit lange, uniforme rijen lichtblauwe plastic bakken die op het eind van de avond allemaal in een bestelwagen naar de krantenwinkels gevoerd worden. Het mag duidelijk zijn dat de voorverdelingstafel een behoorlijke trap hoger op de ladder is – zonder de voorverdelingstafel raken de kranten nooit in de boxen.
De vitale aard van het werk dat ik die avond zou verrichten sloeg mij meteen om het hart als een de de eerste aanblik van een bijzonder geslaagde Facebookfoto van jezelf. Mijn borst pompte even aan versneld tempo, en ik trok een trage blik doorheen het reusachtige magazijn. Ondertussen een beetje míjn magazijn. Ik was nu in de leer, bovendien – in direct contact met de voorman. Ik zou nog steeds kranten tellen, en met nonchalante zwaai naar de juiste vaknummers gooien. Maar mijn telling zou wel cruciaal zijn voor het welslagen van een hele boxverdeling. Ik snoof de grote verantwoordelijkheid op als de dampen van een kruidige, zoete thee.
De onuitgesproken privileges die je meteen denkt te kunnen ontlenen aan de informele promotie zijn talrijk, en allemaal even potsierlijk. Op een bepaald moment ging ik even in één van de boxen meehelpen – niets te doen aan de tafel, de ervaren verdeler voélt meteen instinctief aan dat hij elders nodig is. De jongen die in box A1 stond te verdelen – hoogstwaarschijnlijk enkele malen efficiënter en scherper dan ik – wees me erop dat ik eerst de kranten in de verste rij bakken moest verdelen, dat zou makkelijker gaan. Ik voelde meteen een sterke drang om de kranten opnieuw op de tafel neer te ploffen, en de kerel strak aan te kijken – “Hey, arrogante zwabber, mij moet je écht niet meer vertellen hoe je kranten verdeelt.” Eigenlijk wel, maar ik had nu eenmaal achter de voorverdelingstafel gestaan.
Daarna gingen de dingen razendsnel voor me. Door een staking bij de drukkerij arriveerden hele ladingen kranten te laat in het magazijn, en dus werd het plots een wespennest van activiteit die in goeie banen geleid werd door zij die er wérkelijk verstand van hadden. In dat kluwen werd mij en een collega opgedragen even de grote gang te vegen – op die manier konden de heftrucks makkelijker passeren. Geen probleem voor een ervaren voorverdeler als ikzelf. “Ik begin aan deze kant van het magazijn, jij aan de andere kant, en we werken naar elkaar toe,” zo stelde ik de collega voor. Hij wreef even ongeïnteresseerd langs z’n neus en schoffelde naar de andere kant van het magazijn. Mijn borst gloeide: mijn allereerste executive decision!
Wat echt tof is, aan executive decisions, is dat je denkt dat je zonet het warm water uitvond. Of toch twee minuten lang. De lichte meerwaarde aan efficiëntie die je zonet toevoegde aan de werking van een heel magazijn is niet het gevolg van een blikje Red Bull en de daaropvolgende verdelingsrush, maar wel van de creatieve vonken in jóuw brein. Het lijkt zo’n simpele inval, maar ’t is geniaal in al z’n eenvoud, zeggen de yuppie-handboekschrijvers dan. Toch niet, droplul – ’t is in feite gewoon enorm simpel. Maar het geeft je wel een geweldig lucide, euforisch gevoel. Je zou haast denken dat we dit als ras al nodig hebben sinds we puntige rotsen uit hoekige rotsen klieven. En dat is dan weer het mooie aan de moderne corporate emotions. Ze zijn zo puur, meneer.
Abonneren op:
Posts (Atom)