woensdag 1 oktober 2008

De Kinderen van de Andes

"... net twee mulatjes geadopteerd. Echt een lieverd, die jongen. Het meisje is behoorlijk zelfzeker - op het arrogante af. Maar dat krijgen we er wel uit. Charles is een pedagogisch wonder, weet je."
Al sprekende zag Angeline Schwarz hoe Veronique Duysenburgs naaldhak even weggleed op het gladde marmer van 't Latemke, en voelde terstond de kriebel van een hoog lachje door haar luchtpijp omhoog schieten. Ze hield hem in. Het enige wat haar eigen aura van superioriteit enigszins verzwakte was haar opvallende tic nerveux: af en toe kneep ze haar linkeroog een halve seconde dicht, alsof ze even diep moest nadenken over één of andere trivialiteit.
Charles Poye, Angeline's echtgenoot en CEO van Young & Groovy Communications, was intussen geruisloos in een zuil van woede veranderd. Domme, domme trut, dacht hij. Als je dan per sé wekelijks je kop wil laten zandstralen met parelwit uit de Maledieven, hou dan ook je klep als het over ernstige zaken gaat. Iedereen met 'n beetje verstand wist intussen dat mulatjes adopteren behoorlijk passé was. Mestiezen waren de rage van het moment - mestiezen die in hun thuisland in de problemen geraakt waren. Uiteraard niet te hard. Niemand had trek in een kind dat vroeger met een knipmes in de hand door de sloppenwijken zwierf.
Het gezelschap stond in de helgele binnenzaal van Taverne 't Latemke. De felle kleur was een idee van de eigenaar, Philippe. Die ooit bedacht had hoe mooi het niet zou zijn mocht hij zijn Taverne schilderen in de kleur van zijn eigen ziel. Hij was langs geweest bij een goeroe. Die had hem drie uur lang op een mat van pure slangenhuid laten zitten en een theeketel op de top van zijn schedel gebalanceerd, om te concluderen dat Philippe een diepzwarte ziel had. Philippe had dan maar besloten om 't Latemke maandelijks in een nieuwe kleur te schilderen. Hij was er vast van overtuigd dat dit een perfecte expressie zou zijn van de dynamische huiselijkheid die de Latemse gezelschapsmensen zochten in hun tavernes.
Om de nieuwe kleur van de maand te vieren, gaf Philippe telkens een drink. De aanwezige vrouwen vergeleken er elkaars nagels, handen, haar, schoenen, rugholte, handtas, neusbrug, tandglazuur, wimpers en stiekem keken ze welk merk likeur de andere dames onder hun rok verborgen. De mannen fezelden gewoon discreet onder elkander over wie nu welke positie had ingenomen bij welk bedrijf. En hoe dat bedrijf het dan wel deed. En wanneer niemand keek, vergeleken ze elkaars nekpezen, Blackberries, jukbeenderen, haarlijnen, lichtblauwe handgestikte jeansbroeken en kunstvezel brilmonturen.
Charles Poye kon als geen ander navigeren in dat schijnbaar onoverzichtelijk labyrinth van afkeuring, afgunst en parasitisme. Maar zijn vrouw had, daar was hij rotsvast van overtuigd, net een geweldige uitschuiver begaan. Hij had net besloten de brokken te gaan ruimen, toen Jacques Outrève zich bij het gezelschap voegde met een blik die verried dat hij Angeline's misstap niet alleen gehoord had, maar hem ook correct verwerkt had, en al een behoorlijk actieplan had uitgewerkt om er zoveel mogelijk voordeel uit te puren.
Outrève was een klootzak van het eerste uur. Hij maakte er een sport van nooit zelf mensen te ontslaan. In plaats daarvan ontbood hij zijn meest behaagzieke medewerkers, en vertrouwde hen allerlei stille, dubbelzinnige hints toe die suggereerden dat hij deze of gene persoon wel eens ontslagen zou willen zien. Het amuseerde hem daarna danig om te zien hoe de stumperds in totale ontreddering zwalpten tussen volgzaamheid aan de orders van de top, onzekerheid over de motieven van de top, en angst voor diegenen die ze misschién op de wip moesten zetten. Het zorgde voor een vooroorlogs, deprimerend klimaat op de werkvloer, maar Outrève hield net zo weinig van behaagzieke medewerkers als van de rest van zijn werknemers, dus de geur van neurotische zelfbescherming die doorheen zijn kantoren zweefde plezierde hem zeer.
Charles Poye schoof zijn horloge enkele keren op en neer over zijn bovenarm, die hard was geworden van de scherpe anticipatie. Outrève opende en sloot zijn rechterhand driemaal na elkaar, zodat de glanzende pezen rond zijn polsen opsprongen als de kam van een strijdlustige haan. Poye erkende meteen zijn verlies in deze eerste uitwisseling van korte, verkennende stoten.
"Hebben jullie al een idee van de scholing die de twee jongelingen zullen volgen? Ik kan je de privé-scholing bijzonder warm afraden. Het staat ondertussen al vast dat kinderen de warmte van een volle speelplaats nu eenmaal nodig hebben als moedermelk." Outrève was de meester van de onschuldige openingsvraag. Hij was er rotsvast van overtuigd dat de perfect gestroomlijnde sociale blitz altijd ingeluid diende te worden met gespeelde naïeveteit en geveinsde behulpzaamheid.
"Ach nee, net door het intieme karakter van de relatie tussen de mentor en onze mulatjes zullen ze uiteindelijk de ultieme levenskunst vinden." Poye wenste dat zijn vrouw nooit in contact gekomen was met iets dat ooit op papier gezet was. Ze absorbeerde dergelijke materie zoals een giraf een boom kaalvrat. Zonder een besef te hebben van de kleur, smaak of weerbarstigheid van hetgeen ze las, graaide ze doorheen Arabische, Boeddhistische, Franse en Taoïstische literatuur en versmolt alle fijnzinnige levensbeschouwelijke katharsissen tot een geboetseerde zoektocht naar de levenskunst. Het verfoeilijke Flairgehalte van haar denken ontlokte bij Poye een krachtige weerzin tegen zijn vrouw.
"Schat, wij hebben net twee mestiezen geadopteerd. Mes-tiezen. Door hun bloed loopt het rijke cultuurpatrimonium van volkeren die slangen vereerden en noeste Iberische kolonisatoren." Poye besloot zich een weg in de conversatie te rammen. "Mijn vrouw vergeet soms al eens de historische atlas open te slaan, wanneer we kinderen adopteren," voegde hij er met een aimabele knipoog naar de anderen aan toe. Angeline voelde zich alsof er plots een reusachtige ijspegel door haar voetzolen, langs haar ruggenwervel door haar hele lijf geramd werd. De eerste schok van de vernedering werd al snel overweldigd door een hete, stekelige woedebui. Angeline wist dat ze rood aanliep, en dat zulks niet paste. De helse drang om haar zalmvorkje door het linkeroog van haar echtgenoot te rammen was net minder krachtig dan haar vermogen om vast te houden aan de sociale codes van 't Latemke.
Dat was Elena Fyodorov niet ontgaan. De lange, slanke Russische echtgenote van Outrève, die ogen had die schijnbaar constant langzaam over het gezelschap gleden, verdomde die arrogante dikkerd van een Poye tot in de grond van haar hart. In het afgelegen, schier zelfbedruipende dorp op het Russische platteland waar ze opgegroeid was waren de mannen vaak minder geletterd dan de vrouwen. Ze verpatsten er op de markt de magere oogst die ze binnenhaalden, aangevuld met autobanden, badkuipen die ergens langs de kant van een landweg achtergelaten waren en bidons vol industriële reinigingsproducten die uit een verlaten staatsopslagplaats gestolen waren. Maar het waren de vrouwen die wisten dat oorwormen een gemene plaag onder de kinderen waren, dat appels preventief werkten tegen kanker, en dus gaven de vrouwen de schamele roebels die op de markt verdiend werden uit. Geen enkele man zou er zelfs maar aan gedacht hebben het intellectuele oordeel van een vrouw te betwijfelen, laat staan in het belachelijke te trekken. Ze schuwden het tirannieke gedrag daarom niet harder, maar ze hadden tegelijkertijd een grenzeloos vertrouwen in de alwetendheid van hun vrouwen als het op kennis over het dagelijkse overleven aankwam.
Het leek Elena dan ook zo onwaarschijnlijk en onrechtvaardig dat in deze wereld van obscure, nutteloze weetjes het nuchtere, instinctieve oordeel van een vrouw moest onderdoen voor een trivialiteit over de juiste benaming van haar kinderen. Van haar man was ze zulke dingen intussen wel gewend. Toen ze hem had leren kennen, was ze volledig ondersteboven van de in donkerbruin bont geklede trapper die helemaal uit België overgevlogen was om in de bossen rond haar dorp op vossen te jagen. Het was alsof hij een perfect getrimde natuurkracht was, met zijn lichte stoppelbaard en zijn zware hoornen bril. Outrève had de bril voor de gelegenheid gekocht, en tegen betaling door een berooide kunstenaar laten bedekken onder een fijn stoflaagje.
Het kon Elena niet deren: de eerste indruk die op haar netvlies gebrand bleef was er één van een roofdier met een esthetisch smetteloze afwerking. Ze had hem na zijn eerste avond op jacht meegelokt tussen de witte, betonnen woningen van haar dorp, naar de verlaten gemeenschappelijke zaal, waar ze haar oude nylon sneeuwjas op de grond uitspreidde en wachtte op de natuurkracht die Jacques Outrève was. Die ervoer op dat moment de testosteronpiek van zijn leven: een onvoorstelbaar mooie lokale vrouw, met een perfecte lange nek, had hem bekeken, ingeschat en zomaar besloten dat hij, Jacques Outrève, indrukwekkend genoeg was om zijn hoofd naar beneden te trekken voor een lange, trage tongzoen en een al even langzame vrijpartij.
Zoals zovele maharaja's, moghuls en andere niet-Christelijke vorsten voor hem brandde Outrève als een kaars bij de gedachte dat hij een geroofde schoonheid uit verre streken zou kunnen meenemen naar huis, en dus had hij haar ten huwelijk gevraagd. Naast het prestige die hij aan haar zou overhouden, was haar dominante, zelfverzekerde pastorale rust een etherische parel aan wiens gloed hij zich graag warmde. Met haar goedkeuring zou elke beslissing die hij nam, althans in zijn eigen hoofd, een zweem van ambachtelijke authenticiteit gaan dragen. De realiteit van hun huwelijksleven bleek voor beiden een klap in het gezicht.
Elena ervoer al snel een intense morele verontwaardiging over het achterbakse, praalzieke gedrag van haar man, terwijl hij geen weg wist met haar luie, kattige, geringschattende opmerkingen. Het was echter een klap in het gezicht die de moedeloos strompelende eenzame verder vertraagde en bedroefde, maar niet tegenhield. Outrève was verslaafd aan de manier waarop ze de Latemse middenstanders steeds opnieuw de adem ontnam wanneer ze met hun Mercedes Jeep naar de slager trok, en Elena was simpelweg verslaafd aan de Mercedes Jeep. Geen haar op haar hoofd dat eraan dacht naar het barre Rusland terug te keren.
Maar dat zou haar er niet van weerhouden de dikdoenerige vrienden van haar man af en toe lik op stuk te geven. "Wie in zijn atlas kijkt, ziet de wereld niet." Elena goot de volkswijsheid over de conversatie heen, geglazuurd met haar diepe, natte Slavische keelklanken.
Angeline geloofde haar oren niet. Die lange blonde Servische trut van Outrève vond het dan nog eens nodig om haar man te beledigen, temidden het gezelschap. Met een waanzinnig oppervlakkig cliché dan nog. De opgespaarde woede die voortvloeide uit de steek die ze van haar man ontvangen had, richtte zich op een vers doelwit.
"En wie amper Nederlands spreekt, mengt zich beter niet in dit soort discussies." Angeline schatte meteen nadat de woorden haar lippen verlieten perfect in hoever ze precies te ver gegaan was. Heel ver. Dit soort laatdunkende uitspraken waren een ultiem teken van zwakte, en te agressief voor een Latemse brasserie.
Zelfs in Outrèves hoofd hield de tactische rekenmachine even op met de puntjes met elkaar te verbinden, en nam de patriarchale woede alles over.
"Als dit het soort respect is dat je mensen uit den vreemde betoont, dan heb ik medelijden met je mestiezen, Angeline."
Poye kon niet anders dan terugschieten: "We behandelen onze mestiezen met meer respect dan jij je toonzaalbruid uit de toendra, Outrève." Die verdomde geveinsde vroomheid van Outrève, ook.
De ruzie ging al snel op een slechte Italiaanse operette lijken. De aanwezigen, behalve Elena, vonden ongeremd gebrul beneden hun waardigheid, en dus werden de verwijten met matig verheven stemmen heen en weer gegooid. Jacques probeerde zijn vrouw enigszins in te tomen, om de beheerste sfeer van het conflict te vrijwaren. De mate waarin zinsverbijstering zich meester had gemaakt van de hoofden van de deelnemers, was echter even groot als in elke ordinaire caféruzie.
Net op dat moment glipte Danny Deconstructeur de zaal binnen. Hij was gekleed in zijn zwart-witte kelnerstenue en trok bijgevolg geen greintje aandacht. De handelingen van het personeel langer dan een halve seconde volgen was in 't Latemke een zoveelste teken van zwakte. Het personeel was een vanzelfsprekend gegeven, een serviel automatisme waar geen vragen bij hoefden. Danny Deconstructeur was eigenlijk gekomen om de sleutels van een Bentley uit één van de topkaderbroekzakken te rollen. Zijn bijnaam had hij verdiend aan zijn gave om uit een geparkeerde auto, van elk mogelijk merk, binnen de anderhalve minuut alle waardevolle delen te verwijderen. Hij had besloten dat het na drie jaar dergelijk ongein uithalen mooi geweest was. En dus was hij auto's beginnen stelen van rijkelui wanneer die niet helemaal op hun qui-vive waren.
Danny had vijf stappen in de zaal gezet toen hij, ingegeven door de omstandigheden, zijn plannen drastisch wijzigde. Twee onbewaakte Turkse kinderen! Hoewel, nee, hun hoofden waren te rond voor Turkse kinderen. Wat het ook waren, het waren adoptiekinderen. En Danny mocht die dan wel biologisch niet van elkaar kunnen onderscheiden, hij wist maar al te goed wat ze waard waren. De procedures om een adoptiekind te verkrijgen waren zo veeleisend en bewogen zo traag dat een bloeiende zwarte markt voor adoptiekinderen uit de grond gestampt was.
En dus wandelden rijke Vlamingen, licht op hun ongemak, tegenwoordig café De Koekenbakker in Mariakerke binnen. Het café had op korte tijd een uitstekende reputatie opgebouwd als commercieel knooppunt van de zwarte markt voor adoptiekinderen. De verkopers in het café schepten er genoegen in de grenzen van de goede smaak die hun gedistingeerde klanten zo devoot respecteerden met de walmende stormram te doorbreken. Ze gedroegen zich als middeleeuwse slavenhandelaars. Ze geurden naar bier en gerookte haring. Ze trokken één oog opzettelijk dichter dan het andere, in de wetenschap dat lichamelijke misvormingen hun klanten tegelijk angst en afkeer aanjoegen. De kinderen van de verkopers liepen met stroef samengeperste lippen en schijnbaar eeuwig gefronste wenkbrauwen tussen de tafels en terroriseerden schaamteloos de koopwaar. Voor de rijke aspirant-adoptiefouder was het een helse ervaring, maar na een halfuur kon hij wel buitengaan met een adoptiefkind aan de hand.
"Kom, gastjes, kom keer mee met mij," sprak Danny de twee mestiezen van Charles Poye en Angeline Schwarz vriendelijk dwingend toe. De twee kinderen, blij dat ze eindelijk wat aandacht kregen na ongewenst het onderwerp van een vlammende woordenwisseling geworden te zijn, volgden Danny graag. Zijn kaarsrecht afgesneden veld stijf rechtopstaand haar deed hen denken aan neef Enrique, die in betere tijden met hen op het dak van hun witte, kalken huis klom en hen leerde hoe ze vogels van nabije daken moesten kogelen met rivierkeien, tot buurman Alfonso hen wild gebarend toeschreeuwde dat ze maar beter snel met die smeerlapperij konden ophouden, als ze geen kogel uit zijn jachtgeweer wilden vangen. Triomfantelijk lachend waren ze langs de regenpijp naar beneden gegleden, en neef Enrique had hen elk een tortilla gekocht. Als Danny vergelijkbaar vermaak kon aanbieden, mocht hij hen gerust op de rafelige achterbank van een oude Peugeot 206 duwen.
Jacques Outrève had Danny net zien buitenglippen met de twee kinderen, maar had niets gezegd. In de algehele ambiance van de brasserie viel het sowieso niet op als een kelner zich even bezighield met de aanwezige kinderen, en dus kon hij het zich veroorloven te gebaren alsof er niets gebeurd was. Danny Deconstructeur kende hij echter maar al te goed. Jacques gebruikte hem om zijn collectie van legermessen uit de Tweede Wereldoorlog uit te breiden. Om de één of de andere reden kwam Danny altijd met de meest zeldzame exemplaren op de proppen.
Een amusante gedachte bekroop Outrève. Hij zou maandag contact opnemen met Danny, en de kinderen van Poye van hem overkopen. Hij zou ze dan triomfantelijk aan Charles en Angeline teruggeven, gepaard met een geweldige uitleg over hoe hun verlies hem zo hard geraakt had dat hij besloten had het heft in eigen handen te nemen. In één haal zou hij hun ouderschapskwaliteiten in twijfel trekken. En Elena zou de avontuurlijkheid van zijn onderneming erkennen, en hem opnieuw beminnen zoals die keer in haar geboortedorp. Outrève grijnsde breed. Er had toch iemand gewonnen, deze avond.

Geen opmerkingen: